1 december 2014
SGP-bijdrage behandeling ambtelijke fusieovereenkomst
Voorzitter,
De gemeenschappelijk regeling begint met de stelling dat het nodig is de krachten van de ambtelijke organisaties te bundelen. Ik ben daar niet van overtuigd. Sterker: ik ben ervan overtuigd dat we het beter niet hadden kunnen doen. Dat bundeling van krachten de kwetsbaarheden kan verminderen, akkoord. Maar alle onderzoeken wijzen uit dat het niet zal resulteren in beperking van kosten. Ik wil dat vanavond gesteld hebben. Ik vraag me werkelijk af waar we mee bezig zijn. Ik kom daar straks nog op terug.
Voorzitter,
Ik begin met een vijftal vragen.
Vraag 1. De regeling spreekt van een Bijdrageverordening. In artikel 7 lid 4 wordt verwezen naar een artikel 17 lid 3, waar die Bijdrageverordening bedoeld zou zijn. Het lijkt mij dat daarmee artikel 17 lid 3 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen bedoeld moet zijn. Maar als ik die erop nasla, lees ik dat dat artikel gaat over het verstrekken van inlichtingen. Misschien kan de portefeuillehouder mij uit de droom helpen. Ik heb trouwens het idee dat ik klaarwakker ben.
Vraag 2. In artikel 7 lid 4 kom ik nog zoiets tegen. Er wordt verwezen naar artikel 34b van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Maar in die wet vond ik alleen artikel 34 en artikel 34a. Hoe zit dat?
Vraag 3. De Gemeenschappelijke Regeling sluit een dienstverleningsoverenkomst af met de gemeente (artikel 4, lid 3). Hoe ziet zo’n overeenkomst eruit? Wat is bij het sluiten van zo’n overeenkomst de rol van het college en wat is de rol van de raad?
Vraag 4. In artikel 7 lid 6 worden 4 stukken genoemd waarover het Algemeen Bestuur in het openbaar moet beraadslagen en beslissen: de Kadernota, de Begroting, de Bijdrageverordening en de Jaarrekening. Dat mag niet in een besloten vergadering. In artikel 12 lid 2 komen we die stukken weer tegen, maar met uitzondering van de Bijdrageverordening. In dat lid wordt bepaald dat het Algemeen Bestuur de bevoegdheid tot het vaststellen van de Kadernota, de Begroting en de Jaarrekening niet mag overdragen aan het Dagelijks Bestuur. Dat de Bijdrageverordening niet in dat rijtje voorkomt, betekent dus dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de Bijdrageverordening wel mag worden overgedragen aan het Dagelijks Bestuur. Is dat niet vreemd? Als iets niet vertrouwelijk besloten mag worden, dan mag het toch zeker niet gemandateerd worden aan een ander lichaam? Immers dan komen de burgers nog meer op afstand te staan.
Vraag 5. Bij uittreding van een partij worden de kosten van de uittreding doorbelast aan de uittredende partij (Artikel 29, lid 6). Wat wordt bedoeld met “de kosten van de uittreding”?
Vraag 6. In artikel 35 lid 4 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen is bepaald dat het Algemeen Bestuur de vastgestelde begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten stuurt, die terzake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen. De laatste bepaling is in artikel 24 niet overgenomen. Waarom niet? Die bepaling is niet voor niets in de wet opgenomen. En zeker bij een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling lijkt mij die bepaling bijzonder waardevol.
Vraag 7. In artikel 24 lid 9 wordt bepaald dat de gemeenten de GR van voldoende middelen zullen voorzien om te voldoen aan zijn verplichtingen jegens derden. Zoals ik het lees, betekent dit dat de de gemeente Dantumadiel aan de Gemeenschappelijke Regeling een soort blanco cheque afgeeft. De Gemeenschappelijke Regeling kan de gemeente Dantumadiel aanspreken voor het totale bedrag van zijn verplichtingen jegens derden. Het is een soort ongelimiteerde garantie.
Ik zie het al voor me. De Gemeenschappelijke Regeling wordt geconfronteerd met een onverwachte tegenvaller. De Gemeenschappelijke Regeling doet een beroep op dit artikel 24 lid 9 en eist van de gemeenten dat zij de Gemeenschappelijke Regeling voorzien van voldoende middelen. Maar helaas, de gemeente Dongeradeel heeft net betalingsproblemen, de gemeente Kollumerland ook en de Gemeenschappelijke Regeling kan niet veel anders dan de gemeenten Dantumadiel en Ferwerderadiel aanspreken. En daar gaan we. Is dit schrikbeeld irreëel? Of is dit de bedoeling?
Voorzitter, dat zijn mijn vragen. Voordat ik overga tot het doen van een paar wijzigingsvoorstellen, zou ik graag hebben dat u deze vragen beantwoordt.