28 april 2016

Schriftelijke vragen over verordeningen DDFK

Tom Bakker
'DDFK'

De SGP-fractie stelde het College een aantal vragen over de voorgestelde tekst van twee verordeningen met betrekking tot de Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie DDFK-gemeenten: de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet en de Verordening ex artikel 213 Gemeentewet.

<citaat>

Geacht College,

Bij bestudering van de voorgestelde tekst Verordening ex artikel 212 Gemeentewet rezen bij ons de volgende vragen:

  1. In de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet wordt verwezen naar artikel 23 van de gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie DDFK. Artikel 23 van de gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie DDFK heeft echter geen relatie met de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Klopt de desbetreffende verwijzing?
  2. In de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet wordt verwezen naar artikel 22 (WGR). Ons is niet duidelijk wat de relatie is tussen artikel 22 (WGR) en de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Klopt de desbetreffende verwijzing?
  3. In artikel 1.e is het woord ‘van’ weggevallen (het uitoefenen ‘van’ rechten). Is het College bereid dat te corrigeren?
  4. In artikel 1.g is de punt weggevallen (aan het eind van de regel). Is het College bereid dat te corrigeren?
  5. In de verordening wordt geen uiterste datum genoemd voor het zenden van de kadernota naar de gemeenteraden. Wij vinden dat een omissie. Is het College dat met ons eens en is het College bereid om dat te corrigeren?
  6. “Vooraf” in artikel 4.2.b moet zijn ‘voorafgaand’. Is het College bereid dat te corrigeren?
  7. Artikel 4.2.b loopt niet (sluit niet aan op de hoofdzin “Het dagelijks bestuur draagt … er zorg voor dat:”). Is het College bereid dat te corrigeren?
  8. De begrippen ‘investeringen’ en ‘taakstellingen’ (genoemd in artikel 4) zijn niet gedefinieerd. Wij vinden dat een omissie. Is het College het daarmee is en is het College bereid dat te corrigeren?
  9. In de vierde regel van artikel 7 is het woord ‘voorlopige’ weggevallen (de ‘voorlopige’ rekening). Is het College bereid dat te corrigeren?
  10. In de ‘Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9’ wordt bepaald dat kosten geldleningen en saldo (dis)agio afgeschreven worden over de maximale looptijd van de lening. Dat dit niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 9.1, namelijk dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen direct ten laste van de exploitatie worde gebracht. Wat is het voorstel van het College en hoe wil het College een en ander corrigeren?
  11. Welke rente wordt bedoeld in artikel 9.4?
  12. “Treasurystatuur” in artikel 11.3 moet zijn ‘Treasurystatuut’. Is het College bereid dat te corrigeren?
  13. In artikel 11.3 wordt verwezen naar het Treasurystatuut van de gemeente Dongeradeel. Dat is echter niet bijgevoegd. Wij vinden dat een omissie. Is het College het daarmee eens en is het College bereid dat te corrigeren?
  14. In artikel 12 niets is bepaald met betrekking tot de vorm en de inhoud van de risicoparagraaf. Wij vinden dat een omissie. Is het College het daarmee eens en is het College bereid dat te corrigeren?

Bij bestudering van de voorgestelde tekst Verordening ex artikel 213 Gemeentewet rezen bij ons ook een aantal vragen:

  1. In artikel 1.a staat de zinsnede “belast met de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening” als bepaling bij de ‘organisatie’ genoemd bij het derde aandachtsstreepje, terwijl de bepaling ook van toepassing is op de ‘registeraccountant’ genoemd bij het eerste aandachtsstreepje en de ‘accountant-administratieconsulent’ genoemd bij het tweede aandachtsstreepje. Is het College bereid dat te corrigeren?
  2. In artikel 1.b staat bij het derde aandachtsstreepje “bedoelt” terwijl het moet zijn “bedoeld”. Is het College bereid dat te corrigeren?
  3. In artikel 1.b is de laatste zinsnede “waarbij de nadere regels … in acht worden genomen” weergegeven bij het vierde aandachtsstreepje, terwijl die zinsnede een voortzetting is van de hoofdzin. Is het College bereid dat te corrigeren?
  4. In artikel 1.e staat een ambtenaar omschreven als “een persoon die werkzaam is bij een van de deelnemende gemeenten”. Wat als alle personen overgaan naar de GR? Moet er dan een wijziging komen op de verordening?
  5. In artikel 3.3 staat onder c. de zinsnede “en voor ieder afzonderlijk te controleren begrotingsjaar:”, terwijl die zinsnede niet hoort bij c., maar bij de hoofdzin. Is het College bereid dat te corrigeren?
  6. In artikel 3.3.e en 3.4 is sprake van “gemeentelijke functies” en “gemeentelijke organisatieonderdelen, waar naar onze mening functies en organisatieonderdelen van de GR bedoeld zijn. Is het College dat met ons eens en is het College bereid dat te corrigeren?
  7. De verordening bepaalt geen rapporteringstoleranties. Dat vinden wij een omissie omdat de Raad van Dantumadiel daar altijd een uitgesproken mening over heeft gehad. Is het College het daarmee eens en is het College bereid dat te corrigeren? 
  8. Bij artikel 3.5 is aan het eind de punt weggevallen. Is het College bereid dat te corrigeren?
  9. In artikel 5.3.2 en 5.3.3 is bepaald dat de accountant bevoegd is om van alle ambtenaren (van de deelnemende gemeenten; zie 1.e) informatie te vragen en dat het DB ervoor moet zorgen dat die ambtenaren die informatie ook geven. Het DB heeft echter geen zeggenschap over de ambtenaren van de deelnemende gemeenten. Hoe denkt het College dat het DB dat dan gaat doen?
  10. In artikel 5.3 is sprake van “de ambtenaren van de gemeente”.  Welke gemeente wordt daar bedoeld? Moet het niet gewoon “ambtenaren” zijn?

Een en ander is voor ons aanleiding tot een inhoudelijke vervolgvraag:

  1. Op welke punten wijken deze verordeningen af van wat wij in Dantumadiel hebben afgesproken?

In het algemeen deed een en ander bij ons vragen rijzen aangaande de betrokken partijen en het proces:

  1. Zijn de desbetreffende verordeningen al behandeld in de Raden van Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland? Zijn daarbij ook vragen gesteld? Is daarbij ook verzocht om correcties?
  2. Bij de behandeling van voorgestelde tekst ‘Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie DDFK-gemeenten’ in onze raad op 1 december 2014 bleek dat de desbetreffende tekst ook toen fouten bevatte. Een tweetal inhoudelijke correcties bleek noodzakelijk. Ook toen bleken die niet opgemerkt door de vier betrokken Colleges van BenW en evenmin door de Raden van de DFK-gemeenten (zie bijlage). Nu de voorgestelde teksten opnieuw fouten te lijken bevatten, die opnieuw niet zijn opgemerkt door de vier betrokken Colleges en evenmin door de Raden van de DFK-gemeenten rijst de vraag: Wat zegt dit alles over de deskundigheid van uw College?
  3. En wat zegt dit alles over de zorgvuldigheid van het DDFK-fusieproces?
  4. Uit oogpunt van zorgvuldigheid had u de verordeningen kunnen voorleggen aan de Trajectgroep Accountant. Waarom hebt u daar niet voor gekozen?
  5. Uit oogpunt van zorgvuldigheid had u de verordeningen kunnen voorleggen aan de accountant. Waarom hebt u daar niet voor gekozen?

Tot zo ver onze vragen.

Met  vriendelijke groet,

SGP-fractie

 

Tom Bakker

<einde citaat>

 

Bij de Schriftelijke vragen zat de volgende bijlage: 

<citaat>

Raad Dantumadiel – 1 december 2014

behandeling ‘Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie DDFK-gemeenten’

Bijdrage SGP-fractie (in eerste termijn)

 

<citaat>

Voorzitter,

De gemeenschappelijk regeling begint met de stelling dat het nodig is de krachten van de ambtelijke organisaties te bundelen. Ik ben daar niet van overtuigd. Sterker: ik ben ervan overtuigd dat we het beter niet hadden kunnen doen. Dat bundeling van krachten de kwetsbaarheden kan verminderen, akkoord. Maar alle onderzoeken wijzen uit dat het niet zal resulteren in beperking van kosten. Ik wil dat vanavond gesteld hebben. Ik vraag me werkelijk af waar we mee bezig zijn. Ik daar straks nog op terug.

Voorzitter,

Ik begin met een vijftal vragen.

Vraag 1. De regeling spreekt van een Bijdrageverordening. In artikel 7 lid 4 wordt verwezen naar een artikel 17 lid 3, waar die Bijdrageverordening bedoeld zou zijn. Het lijkt mij dat daarmee artikel 17 lid 3 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen bedoeld moet zijn. Maar als ik die erop nasla, lees ik dat dat artikel gaat over een regeling over het verstrekken van inlichtingen. Misschien kan de portefeuillehouder mij uit de droom helpen. Ik heb trouwens het idee dat ik klaarwakker ben.

Vraag 2. In artikel 7 lid 4 kom ik nog zoiets tegen. Er wordt verwezen naar artikel 34b van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Maar in die wet vond ik alleen artikel 34 en artikel 34a. Hoe zit dat?

Vraag 3. De Gemeenschappelijke Regeling sluit een dienstverleningsovereenkomst af met de gemeente (artikel 4, lid 3). Hoe ziet zo’n overeenkomst eruit? Wat is bij het sluiten van zo’n overeenkomst de rol van het college en wat is de rol van de raad?

Vraag 4. In artikel 7 lid 6 worden 4 stukken genoemd waarover het Algemeen Bestuur in het openbaar moet beraadslagen en beslissen: de Kadernota, de Begroting, de Bijdrageverordening en de Jaarrekening. Dat mag niet in een besloten vergadering. In artikel 12 lid 2 komen we die stukken weer tegen, maar met uitzondering van de Bijdrageverordening. In dat lid wordt bepaald dat het Algemeen Bestuur de bevoegdheid tot het vaststellen van de Kadernota, de Begroting en de Jaarrekening niet mag overdragen aan het Dagelijks Bestuur. Dat de Bijdrageverordening niet in dat rijtje voorkomt, betekent dus dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de Bijdrageverordening wel mag worden overdragen aan het Dagelijks Bestuur. Is dat niet vreemd? Als iets niet vertrouwelijk besloten mag worden, dan mag het toch zeker niet gemandateerd worden aan een ander lichaam. Immers dan komen de burgers nog meer op afstand te staan.

Vraag 5. Bij uittreding van een partij worden de kosten van de uittreding doorbelast aan de uittredende partij (Artikel 29, lid 6). Wat wordt bedoeld met “de kosten van de uittreding”?

Vraag 6. In artikel 35 lid 4 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen is bepaald dat het Algemeen Bestuur de vastgestelde begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten stuurt, die terzake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen. De laatste bepaling is in artikel 24 niet overgenomen. Waarom niet? Die bepaling is niet voor niets in de wet opgenomen. En zeker bij een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling lijkt mij die bepaling bijzonder waardevol.

Vraag 7. In artikel 24 lid 9 wordt bepaald dat de gemeenten de GR van voldoende middelen zullen voorzien om te voldoen aan zijn verplichtingen jegens derden. Zoals ik het lees, betekent dit dat de gemeente Dantumadiel aan de Gemeenschappelijke Regeling een soort blanco cheque afgeeft. De Gemeenschappelijke Regeling kan de gemeente Dantumadiel aanspreken voor het totale bedrag van zijn verplichtingen jegens derden. Het is een soort ongelimiteerde garantie.

Ik zie het al voor me. De Gemeenschappelijke Regeling wordt geconfronteerd met een onverwachte tegenvaller. De Gemeenschappelijke Regeling doet een beroep op dit artikel 24 lid 9 en eist van de gemeenten dat zij de Gemeenschappelijke Regeling voorzien van voldoende middelen. Maar helaas, de gemeente Dongeradeel heeft net betalingsproblemen, de gemeente Kollumerland ook en de Gemeenschappelijke Regeling kan niet veel anders dan de gemeenten Dantumadiel en Ferwerderadiel aanspreken. En daar gaan we. Is dit schrikbeeld irreëel? Of is dit de bedoeling?

Voorzitter, dat zijn mijn vragen. Voordat ik overga tot het doen van een paar wijzigingsvoorstellen, zou ik graag hebben dat u deze vragen beantwoord.

<einde citaat>

<einde citaat>