17 januari 2015

"Gericht benaderen WMO-cliënten:" hoe gaat dat?

Tom Bakker
'huishoudelijke hulp'

Een inwoner van Dantumadiel mailde: "Gisteren belde mijn schoonmoeder dat ze telefoon had gehad van een Nederlands sprekende mevrouw die even haar situatie aan de telefoon wou doornemen. Mijn schoonmoeder is 82 en niet in staat dat soort gesprekken te voeren." Mogelijk was dat een voorbeeld van wat in een collegevoorstel werd genoemd "gericht benaderen." Maar kan dat in zo'n geval wel per telefoon? En is dat wel in overeenstemming met de 'Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015?'

Naar aanleiding van deze mail stelde de SGP-fractie schriftelijke vragen aan het college:

Van                       : SGP-fractie

Aan                       : College van BenW

Datum                  : 17 januari 2015

Betreft                 : Huishoudelijke hulp in 2015/”Gericht benaderen”

C.c.                        : Raadsleden, Griffier

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

In zijn vergadering van 16 december 2014 besloot het college op het het collegevoorstel “Uitspraak 9 december 2014, Huishoudelijke Hulp in 2105” (wat ik overigens een goed leesbaar stuk vond – maar dat even terzijde). De bijgevoegde Tabel I beschrijft de voorgenomen akties per groep cliënten. Op de laatste bladzijde van de tabel lezen we voor de “Groep met (eerdere) indicatie met looptijd tot na 31/12/2014 – Geen contact gezocht: Aktie: iedereen gericht benaderen.

Naar aanleiding daarvan heeft de SGP-fractie de volgende vragen:

  1. Wat bedoelt het college met “gericht benaderen?” Is dat hetzelfde als een gesprek voeren als bedoeld in artikel 3 van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015?
  2. Vindt het college opbellen (een telefoongesprek) in alle gevallen een geschikte manier van persoonlijk benaderen? Ook voor cliënten die hardhorend zijn? En voor cliënten die lijden aan (een lichte vorm van) dementie?
  3. Vindt het college dat een telefoongesprek in alle gevallen een goed beeld oplevert van de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de cliënt? Bijvoorbeeld van de mate waarin iemand zichzelf nog kan verzorgen en de mate waarin iemand de noodzakelijke hygiëne in acht neemt?t
  4. In welke gevallen kiest het college voor het “gericht benaderen” voor opbellen (een telefoongesprek)? In welke gevallen kiest het college voor dat “gericht benaderen” voor een bezoek?
  5. Op welke manier heeft het college zich in deze gevallen gekweten van zijn wettelijke plicht tot het bieden of doen bieden van adequate cliëntondersteuning?
  6. Heeft het college de cliënten in deze gesprekken ook gewezen op de mogelijkheid een persoonlijk plan op te stellen (conform dan wel naar analogie van artikel 2.3.2 lid 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)?
  7. Is van deze gesprekken een verslag gemaakt (conform dan wel naar analogie van artikel 4 van de Verordening)? Zijn de verslagen aan de cliënten toegestuurd ter tekening voor gezien of akkoord (eveneens conform dan wel naar analogie van artikel 4 van de Verordening)?

TB/150117