29 april 2014

Bijdrage SGP aan debat collegevorming

Voorzitter,

Een nieuwe gemeenteraad, een nieuw college. Zo gaat dat. Als we naar de gemeenteraad  kijken, hebben de verkiezingen van 19 maart geen grote veranderingen teweeggebracht. Eén partij moest een zetel afstaan, een andere kreeg er eentje bij. De veranderingen zijn groter als we naar de gezichten kijken:  van de 17 leden namen er 6 afscheid (2 PvdA, 3 CDA, D’82 1), 6 nieuwe traden aan. En dan nu een nieuw college. Vanavond worden er drie wethouders benoemd: 1 oude en 2 nieuwe. Dat is best ingrijpend. Zeker nu één van de twee nieuwe ook nog eens een andere kleur heeft (een andere politieke kleur, bedoel ik dan natuurlijk).

De samenstelling van de gemeenteraad wordt vrijwel rechtstreeks bepaald door de kiezers. Voor de vorming van het college van Burgemeester en wethouders ligt dat anders. Vaak levert de grootste partij tenminste één wethouder, maar niet altijd (kijk maar naar Achtkarspelen). Vaak levert een partij die gewonnen heeft een wethouder, maar soms ook weer niet. Bij de vorming van een college kun je nog wel eens voor verassingen komen te staan. Als het gaat over de vorming van een nieuw college, noem ik zeven criteria. Wij vinden het belangrijk dat die vorming (1) ordelijk, (2) zorgvuldig en (3) controleerbaar verloopt. Ook moet er rekening gehouden wordt met (4) de verkiezingsuitslag en met (5) de aard en (6) het gewicht van het ambt. Verder moet het hele proces natuurlijk (7) niet langer duren dan nodig is.

De SGP is blij dat een en ander ook deze keer ordelijk is verlopen. Dat is, denken wij, vooral te danken aan het feit dat de politieke partijen op voorstel van de informateur vooraf duidelijke afspraken hebben gemaakt en dat de informateur hen ook een paar keer min of meer uitvoerig heeft bijgepraat. Op die manier ontstond een stukje gezamenlijke verantwoordelijkheid. Een woord van dank aan informateur Jan Jitse Visser is hier op zijn plaats, vinden wij.

Wel moet ons nog even van het hart dat de presentatie van het eindrapport van de informateur wat ons betreft wat opener, wat interactiever had mogen zijn. Ik weet wel: zo’n bijeenkomst is emotioneel geladen en dan moet je voorzichtig zijn. Maar om dan te zeggen: “Dit is mijn advies en daar moet de gemeenteraad het maar mee doen,” dat is wel erg kort door de bocht. Het ontbrak er nog maar net aan dat de informateur eraan toevoegde: “Basta.” De desbetreffende bijeenkomst, een openbare bijeenkomst nog wel, had daardoor vooral een symbolisch karakter. Ik denk dat daar eigenlijk niemand op zat te wachten.

Als tweede criterium noemden wij: zorgvuldigheid. Zorgvuldigheid heeft te maken met vertrouwelijkheid en voorzichtig omgaan met persoonlijke gegevens. Ik denk dat grotendeels een goed evenwicht gevonden is tussen vertrouwelijkheid enerzijds en controleerbaarheid anderzijds (en dan heb ik gelijk het derde criterium te pakken). Maar op twee punten, vinden wij, had de formateur beslist meer openheid moeten gegeven. En dat is op het punt van de CV’s van de kandidaat-wethouders en op het punt van het rapport van het bureau dat onderzoek heeft gedaan naar de integriteit van de kandidaat-wethouders. Ik kom daar nog op terug.

Als vierde criterium noemden wij de verkiezingsuitslag. Wij vinden dat daar voldoende rekening mee gehouden is. De partijen die in het college zijn vertegenwoordigd, vertegenwoordigen een ruime meerderheid van de kiezers en dat is in ons democratisch bestel niet ongepast.

Het vijfde criterium dat wij noemden, was de aard van het ambt van wethouder. Het ambt van wethouder brengt met zich mee dat hij zich in dienst moet stellen van het algemeen belang. Dat kan botsen met andere belangen, persoonlijke belangen vooral. Juist om die reden hebben wij onlangs besloten een extern bureau te vragen om kandidaat-wethouders te onderwerpen aan een integriteitsonderzoek. Over de uitkomsten van dat onderzoek hebben wij nog niets vernomen. Wij vinden dat wij niet tot stemming kunnen overgaan voordat wij geïnformeerd zijn over de uitkomsten van het integriteitsonderzoek. Ook vinden wij dat wij zo spoedig mogelijk een kopie moeten ontvangen van het volledige rapport.

Het zesde criterium was het gewicht van het ambt van wethouder. Wethouder te zijn van een gemeente als Dantumadiel is niet niks. Aan kandidaten voor managementfuncties in de zorg, in het onderwijs of in het bedrijfsleven worden hoge eisen gesteld. Er wordt een functieprofiel opgesteld, er worden assessments afgenomen, er worden referenties nagetrokken, er worden gesprekken gevoerd... Ook burgemeesterskandidaten en kandidaten voor de functie van griffier worden tegenwoordig aardig binnenstebuiten gekeerd. En allemaal om erachter te komen of en in hoeverre kandidaten geschikt zijn voor het desbetreffende ambt of de desbetreffende functie.

In dat licht hebben wij een aantal vragen. In de eindrapportage van de informateur lees ik: “De kwaliteit van de kandidaat-wethouder moet vooropstaan, stellen alle partijen.” Dan zou je toch verwachten dat daar ook in het verslag van de formateur uitgebreid op in wordt gegaan. Maar er wordt helemaal niet op ingegaan. Met geen woord. Hoe kan dat? Is dat een soort misplaatste zorgvuldigheid? Of heeft de formateur er helemaal niet naar gekeken? Wat vindt de formateur eigenlijk van de geschiktheid van de kandidaat-wethouders? Denkt hij dat zij geschikt zijn of niet? En op grond waarvan denkt hij dat dan? Hoe heeft hij zich daarvan vergewist?

Beste mensen, de taken van de gemeente en daarmee ook de taken van de wethouders nemen voortdurend toe. Zij worden al maar complexer en leggen beslag op steeds meer middelen. Dat is de ene kant. De andere kant is dat wij graag zelfstandig willen blijven. (U weet het wel hè: net allinnich, wol selsstannnich). Maar als wij dat dan willen, dan moeten we onszelf wel serieus nemen. Dan moeten we niet doen alsof elke willekeurige burger, elke willekeurige gekozen burger ook, wethouder kan zijn. Wij moeten straks wethouders gaan benoemen. En gevoelsmatig heb ik best wel een idee van de geschiktheid van de kandidaat-wethouders, maar ik vind dat we daar meer gegevens over zouden moeten hebben.

Voor een volgende keer – laten we hopen dat die nog vier jaar op zich laat wachten – stel ik voor dat we een externe formateur aanstellen die we opdracht geven ook behoorlijk onderzoek te doen naar de geschiktheid van de kandidaat-wethouders.

Het laatste criterium dat ik noemde, was de snelheid. 19 maart – 29 april: het had van mij wel wat sneller gemogen. Maar goed...

Tot slot wens ik het nieuwe college van harte Gods zegen.